Joseph Lesage (1884-1918)
Soldaat en kunstenaar in de Eerste Wereldoorlog

Joseph Lesage

Eind juli 1914, toen de Eerste Wereldoorlog op uitbreken stond, werden in Frankrijk, behalve de dienstplichtigen, ook alle militaire reservisten opgeroepen. Joseph Lesage was één van hen. Met 4 broers en 3 zusters is Joseph opgegroeid in Moret-sur-Loing, een klein stadje ten zuidoosten van Parijs. Hij is een groot schilderstalent en hij slaagt dan ook met lof voor het eindexamen van de Ecole des Arts Décoratifs. Joseph is schilder, tekenaar en etser, waarbij hij de kunst van het kleurenetsen - een techniek die volkomen nieuw was in die tijd - als geen ander beheerst. Reeds op 21-jarige leeftijd wordt hij geaccepteerd als exposant in de beroemde Salon des Artistes Français. Hij exposeert in belangrijke galerieën in Parijs, Lyon, Reims, Marseille. Zijn toekomst ziet er rooskleurig uit. In 1910 trouwt hij met Mimy Cheysson. Het paar vestigt zich in Marseille en krijgt drie dochtertjes.

Joseph Lesage is 30 jaar, wanneer hij wordt opgeroepen voor het front. Hij maakt deel uit van de 73e Reservedivisie van het IIe Leger, dat in 1914 en 1915 in Lotharingen opereert. Joseph wordt tot zijn vreugde telefonist, want als telefonist zat je meestal niet in de eerste gevechtslinie. Niettemin was het telefonistenwerk zeer gevaarlijk, want vaak was de afstand van de eerste tot de tweede linie niet meer dan 20 meter. Bovendien moesten de telefonisten steeds de telefoonlijnen repareren onder geweer- en granaatvuur. Joseph heeft twee directe granaataanvallen overleefd; bij de tweede raakte hij licht gewond. De algemene opinie dat de oorlog maar een paar maanden zou duren bleek al snel een illusie. De voorwaartse troepenbewegingen stagneerden. Slagvelden waren doorploegd met zanderige, bloedhete, soms bevroren, dan weer modderige, ondergelopen loopgraven en met duizenden diepe granaattrechters. Miljoenen soldaten leefden temidden van ratten, luizen, virussen en ziekmakende bacterieën. Joseph maakt het allemaal mee.

Na de eerste grote schok van de veldslagen neemt Joseph potlood, pen en papier weer op en begint te tekenen wat hij dagelijks ziet en meemaakt. Hij verkoopt zijn tekeningen aan officiële kranten en aan humoristische bladen. In november 1915 sticht Joseph, samen met twee kameraden, pater Ledain en Albert Bray, een frontkrant voor zijn divisie. Ze noemen de krant "Le Mouchoir" (De Zakdoek), een naam met een dubbele betekenis. Le Mouchoir moest figuurlijk een zakdoek zijn om de tranen van de mannen van de divisie even te drogen en hun een hart onder de riem te steken. Dat deed het drietal via beeld- en woordgrappen en goede verhalen. Daarnaast is de naam een geografische aanduiding: "Le Mouchoir" is een gedeelte van het bos "Bois-le-Prêtre" bij Pont-à-Mousson, vlakbij het huisje "La Maison forestière du Père Hilarion" waar de telefonische centrale was en waar Joseph zijn (draagbare) drukkerijtje inrichtte. In het "Bois-le-Prêtre" heeft de divisie van Joseph zich onderscheiden door buitengewone moed en heeft de bijnaam de "Wolven van Bois-le-Prêtre" ("Les Loups du Bois-le-Prêtre") gekregen. Het heeft wèl 7000 doden gekost en 22.000 gewonden. De doden liggen begraven op een helling van het bos, "Le Pétan". Om het huisje van Le Père Hilarion is zwaar gevochten, met name vanwege de waterbronnen. Het huis is onlosmakelijk verbonden met de 73e divisie en de frontkrant Le Mouchoir.

Joseph was tekenaar en drukker van Le Mouchoir. Zijn vrienden zorgden voor de teksten. Het was in principe een tweemaandelijkse uitgave, al was dat natuurlijk lang niet altijd mogelijk. Binnen een jaar waren er 2000 abonnees en was de Tweede Prijs van de frontkranten al binnengehaald, niet in het minst door de kwaliteit van Joseph's tekeningen. Le Mouchoir dwong Joseph om steeds weer tekeningen (steendruk) en teksten (per hectograaf) te produceren en te drukken, ook wanneer zijn hart er niet naar stond. Die discipline heeft hem op de been gehouden. Er waren gedurende de oorlog ongeveer 200 frontkranten, maar Le Mouchoir is één van de weinige die tot het einde van de oorlog is uitgebracht, tot de dood van Joseph. Hij stierf op 19 oktober 1918, drie weken voor de wapenstilstand (11 november 1918). Hij is 34 jaar geworden. Zijn twee kameraden hebben de oorlog overleefd.

Tijdens de oorlog heeft Joseph veel brieven geschreven. Aan Mimy, zijn vrouw, die hem elke dag schreef, aan zijn broers aan het front en aan zijn ouders. Mimy heeft later de gehele correspondentie met Joseph vernietigd, dozen vol, omdat ze niet wilde dat iemand anders de intieme brieven zou lezen. De vader van Joseph heeft zijn brieven wèl bewaard, ongeveer 150. Er was zware militaire censuur op de brieven die de soldaten naar het thuisfront stuurden. Ze mochten nooit zeggen waar ze zaten of andere informatie geven uit angst dat de vijand de inlichtingen in handen kreeg. Toch wist Joseph vaak met woordspelingen onder zijn tekeningen in Le Mouchoir en in zijn brieven informatie door te geven aan het thuisfront.

Met vijf zonen aan het front kreeg de familie Lesage een onderscheiding: ze behoorde tot "Les plus belles familles de France", hetgeen werd vermeld in de krant. Maar de familie werd zwaar beproefd. Niet alleen vanwege de verwondingen die de zonen opliepen (ook Joseph is niet gespaard), maar vooral door het sneuvelen van de oudste zoon, Henri, in juli 1918, en de dood van de tweede zoon, Joseph, op 19 oktober 1918. Joseph stierf aan de "Spaanse griep", een soort pest, die wereldwijd meer dan 30 miljoen mensen doodde en die onder de door 4 jaar oorlog verzwakte soldaten gemakkelijk slachtoffers maakte. Joseph is onmiddellijk in een massagraf begraven vanwege besmettingsgevaar; niemand van de familie heeft hem nog mogen zien. In 1921 is hij herbegraven in een familiegraf in Marseille. Zijn vrouw Mimy bleef met drie dochtertjes achter.

De familie bezit de volledige serie van Le Mouchoir en een aantal originele oorlogstekeningen, waarvan een paar op deze site te zien zijn. De tekeningen worden begeleid door fragmenten uit de brieven van Joseph aan zijn ouders. Zij zijn cursief gedrukt. Veel materiaal van deze website is als tentoonstelling te zien geweest in het Nederlands Vestingmuseum te Naarden in 1993, in l'Historial de la Grande Guerre te Péronne 1994, en in 1996 en 1997 in het bisschoppelijk paleis Le Centre Mondial de la Paix te Verdun ter gelegenheid van de 80e herdenking van de Slag bij Verdun.