Eten en drinken
“ We eten alleen maar brood; verder appels en noten die we vinden. We krijgen hier geen eten zoals achter het front, maar dat is niet erg. We leven op onze zenuwen en daardoor voelen we in dit gevaar de fysieke ellende niet meer ”.
23-9-1914
“ We moeten ons kliekje op houtvuur klaarmaken, een beetje vlees, wat aardappels. Niet luxueus, maar eetbaar en dat is al héél wat “.
2 - 10 - 1914
“ Zèlfs het eten wordt een straf ! We walgen van alles in deze stank van bederf met overal vliegen ”.
3-9-1916
“ Alles is bevroren, niet alleen de bodem en het water, maar alles wat we eten: aardappels, bonen, brood “.
30 - 1 - 1917
“ Ik eet met flinke tegenzin de onsmakelijke prak van de veldkeuken ”.
11 - 2 - 1917